
De paarband tussen een mannetjes en vrouwtjes kauw duurt een leven lang
De kauw (Corvus monedula) behoort tot de kraaiachtigen en is een van de kleinste leden van deze familie. Ze komen in heel Europa, West Azië en Noord Afrika voor. Kauwen zijn zeer intelligente vogels die het liefst in elkaars nabijheid leven, zonder een echte kolonie te vormen. De paarband tussen een mannetje en vrouwtje duurt een leven lang. Zelfs wanneer de vogels in groepen voedsel zoeken, zijn de afzonderlijke paartjes door hun gedrag te herkennen. In het najaar verzamelen honderden kauwen zich dagelijks op grote slaapplaatsen. In de aanloop naar de avond verzamelen groepen kauwen zich eerst op verschillende voorverzamelplaatsen en daarna gaat het verder naar de echte slaapplaats. Dat blijven ze doen tot april of mei wanneer de broedtijd weer begint.
Kauwen zijn holenbroeders; oude nesten van zwarte spechten, holle bomen, maar ook schoorstenen en uilennestkasten worden benut als onderkomen. Ieder nest bestaat uit vier tot zes eieren die 16-17 dagen bebroed worden. Na 30 tot 35 dagen vliegen de jongen uit waarna ze nog volledig afhankelijk zijn van de ouders, die de jongen blijven voeren totdat ze zelfstandig in staat zijn om voedsel te vinden.
Kauwen zijn echte opportunisten met een zeer uitgebreid menu, dat onder andere bestaat uit kleine ongewervelde dieren, zaden, granen, eieren, fruit, menselijk afval en doodgereden dieren.
De kauw als patiënt
De meeste volwassen kauwen komen binnen als verkeer- of raamslachtoffer. Ook worden enkele keren per jaar kauwen gebracht met (vis)draad om de poot. In het Vogelhospitaal worden de kauwen behandeld en na revalidatie in speciaal hiervoor gekozen gebieden weer vrijgelaten.
Jonge kauwen zijn vaak uit het nest gevallen en/of kattenslachtoffer geworden. Ook worden er soms complete nesten binnengebracht die aangetroffen worden bij het schoonmaken van een schoorsteen. Afhankelijk van de leeftijd en veerbegroeiing krijgen kauwen in het vogelhospitaal een nestje en warmte aangeboden. Daarnaast wordt er een zo gevarieerd mogelijk menu samengesteld waarvan balletjes voer gedraaid worden die we met een pincet aangeven. Naarmate ze zelfstandig beginnen te eten, verplaatsen we ze naar een volière waar ze genoeg ruimte hebben om vliegoefeningen te doen. Wanneer ze goed genoeg kunnen vliegen, worden ze losgelaten.