Een gierzwaluw landt nooit

De gierzwaluw (Apus apus) behoort tot de gierzwaluwen. De gierzwaluw heeft een vliegend bestaan: hij landt nooit, behalve om te nestelen. Slapen, eten, paren: alles gebeurt vliegend. Zijn voedsel bestaat uit insecten die hij in de vlucht vangt. De gierzwaluw broedt oorspronkelijk in rotsholten en -spleten, maar nestelt in Nederland vooral onder de dakpannen. Het legsel telt twee tot drie eieren, die na ongeveer drie weken uitkomen. Het jong verlaat na drie weken het nest.

De gierzwaluw als patiënt

De gierzwaluw kan niet van de grond opvliegen. Als je een exemplaar op de grond ziet liggen, moet de vogel worden geholpen om weer in de lucht te komen. Vaak is de zaak daarmee opgelost, maar als hij tegen een raam gevlogen is, moet hij een dag of twee bijkomen. Dat gebeurt met behulp van dwangvoeding, want met vaste grond onder de poten eet hij niet zelf.