Eén gaai kan wel 5000 eikels verstoppen in één seizoen

De gaai (Garrulus glandarius) is van oorsprong een schuwe bos vogel. Tegenwoordig zijn ze volop te vinden in parken en stadsranden met voldoende loofbomen (zoals eiken- en beukenbomen). Deze kleurrijke vogels zijn verre familie van de kraaiachtigen en komen in vrijwel geheel Europa, Azië en India voor, met uitzondering van het boomloze hoge noorden. Gaaien zijn echte opportunisten en eten alles wat ze kunnen vinden. In het voorjaar en de zomer eten ze insecten, eieren en jongen van zangvogels. In het najaar en de winter eten gaaien naast beukennootjes, granen, bessen en fruit voornamelijk eikels. Eikels worden verzameld en verstopt in holtes of begraven onder bladeren of zand. Studies hebben aangetoond dat één gaai wel 5000 eikels kan verstoppen in één seizoen. De gaai kan veel van deze eikels terugvinden door verschillende markeringen in de omgeving van de verstopplek te onthouden. Niet alle eikels worden teruggevonden en kunnen dus ontkiemen waardoor de gaai een belangrijke verspreider is voor eikenbomen.

In het broedseizoen (april – mei) wordt het nest in een hoge struik of boom gebouwd, waarin 4 tot 6 eieren worden gelegd. De ouders broeden gedurende 18 dagen en de jongen verlaten het nest wanneer ze 20 tot 23 dagen oud zijn. Ze zijn dan nog volledig afhankelijk van de ouders, die de jongen blijven voeren totdat ze zelfstandig in staat zijn om voedsel te vinden. Na twee maanden zijn de jongen oud genoeg om voor zichzelf te zorgen en verlaten zij hun ouders.

De gaai als patiënt

De meeste volwassen gaaien komen binnen als verkeer- of raamslachtoffers. In het Vogelhospitaal worden de gaaien behandeld en na revalidatie in speciaal hiervoor gekozen bosgebieden weer vrijgelaten.

Jonge gaaien zijn vaak uit het nest gevallen en/of kattenslachtoffer geworden. Afhankelijk van de leeftijd en veerbegroeiing krijgen gaaitjes in het vogelhospitaal een nestje en warmte aangeboden. Daarnaast wordt er een zo gevarieerd mogelijk menu samengesteld waarvan balletjes voer gedraaid worden die we met een pincet kunnen aangeven. Naarmate de gaaien zelfstandig beginnen te eten verplaatsen we ze naar een volière waar ze genoeg ruimte hebben om vliegoefeningen te doen.Wanneer ze goed genoeg kunnen vliegen, worden ze losgelaten.